18/02/2020 - Vroege detectie van prostaatkanker levert gezondheidswinst op

We kunnen er niet meer omheen: prostaatkanker is de meest voorkomende kanker bij mannen in Europa. Het is de tweede meest dodelijke kanker, in 16% van de gevallen kent hij een fatale afloop. In 2018 stierven 107.000 Europese mannen aan prostaatkanker. Wanneer prostaatkanker vroegtijdig ontdekt wordt is de ziekte perfect geneesbaar. Door vroege detectie bij mannen vanaf 50 jaar moet de prostaatkankersterfte drastisch kunnen worden verminderd, al blijken over dit thema jammer genoeg nog niet alle violen gelijk gestemd.

Een grote Europese studie bij 100.000 patiënten toonde aan dat gebruik van PSA (prostaat-specifiek antigeen) het aantal overlijdens door prostaatkanker tot de helft kan terugdringen. Systematisch gebruik ervan wordt echter betwist omwille van de kans op overdiagnose (het vinden van onbelangrijke kankers die nooit levensbedreigend worden). Daaraan gekoppeld is er de kans op overbehandeling, iets wat in het verleden vooral het geval was in de Verenigde Staten. Behandeling kan leiden tot incontinentie en/of impotentie.

Evolutie in PSA-test

De wetenschap is echter enorm geëvolueerd zowel qua diagnose, behandeling, als qua kennis van nieuwe risico-gebaseerde screeningsstrategieën. Het beter gebruik van PSA en de mpMRI alvorens men een prostaatbiopsie uitvoert, leiden tot een daling in de overdiagnose van 30% en een daling van het aantal mannen dat een biopsie moet ondergaan tot wel 70%. Met de toepassing van de ‘actieve opvolging’ voor prostaatkanker met een laag en middelmatig risico, en met het gebruik van MRI, gaat men de overbehandeling beperken.

Er wordt nog vaak beweerd dat patiënten vaak met prostaatkanker sterven eerder dan door prostaatkanker. De cijfers leren ons dat, in de pre-PSA periode, een op drie, tot zelfs een op twee van de patiënten met prostaatkanker stierf. Sinds de invoering van PSA is de sterfte door prostaatkanker duidelijk gaan dalen, maar door de propaganda tegen PSA is die de laatste jaren weer gaan stijgen en worden de mannen meer in (te) late stadia van de ziekte ontdekt. Het vroegtijdig opsporen van prostaatkanker moet dit voorkomen. Kijk naar het Verenigd Koninkrijk: daar wordt de ziekte in meer dan 65% van de gevallen gediagnosticeerd in een verder gevorderd of metastatisch stadium.

Maatschappelijke gezondheidswinst

Als huisarts heb ik door PSA-testing al een heel aantal patiënten op tijd kunnen doorsturen, vooraleer wanneer er uitzaaiingen waren die de therapie verzwaren en de overlevingskansen beperken. Op jonge leeftijd verloopt de ziekte bovendien vaak agressiever. Als we prostaatkanker dan in een vroeg stadium ontdekken, kan dat voor de patiënt een wereld van verschil betekenen. Een systematische vroege detectie van goed geïnformeerde, gezonde mannen met gebruik van onder andere PSA zou in heel Europa zo’n 92.000 levens kunnen redden. Daarenboven levert het de maatschappij een enorme gezondheidswinst op.

Prostaatkanker die tijdig gedetecteerd wordt kan immers gemakkelijk genezen worden zonder blijvende gevolgen én aan een lage prijs. Vergevorderde kanker daarentegen is veel moeilijker of niet meer te genezen. De behandeling in dit stadium is bovendien heel duur, terwijl de levenskwaliteit die ertegenover staat erg slecht is. Gemiddeld verlengen de behandelingen in gemetastaseerde stadia het leven van de patiënt met ongeveer twee jaar. De behandelingskosten van patiënten met niet-geneesbare prostaatkanker worden in Westerse landen geschat op zo’n 140.000 euro per patiënt, tot wel 300.000 euro gedurende het hele leven van de patiënt. Als we de vergelijking even maken: de kost van een robot-geassisteerde radicale prostatectomie met voorafgaande PSA-bepalingen, MRI en biopsies inbegrepen, bedraagt zo’n 15.000 euro per patiënt. Dit is tegenwoordig de meest gebruikte aanpak voor vroeg gedetecteerde prostaatkanker.

De European Association of Urology (EAU) stelt in haar aanbevelingen dat goed geïnformeerde mannen op 40-45 jaar best een eerste keer PSA laten bepalen om een op risico gebaseerde follow-up te krijgen. Daarna zou screening aangeboden moeten worden – volgens het risicoprofiel – aan mannen met een levensverwachting van minstens tien jaar. Het screeningsinterval moet afhankelijk zijn van de eerste PSA-waarde op 40 à 45-jarige leeftijd.

De richtlijn van de American Urological Association (AUA) stelt dat screening in goed overleg moet gebeuren met mannen tussen 55 en 69 jaar. Een screeningsinterval van twee jaar of meer zou het risico op overdiagnose en overbehandeling verminderen.

Het is duidelijk: de implementatie van PSA-gebaseerde vroege detectie moet op de politieke agenda komen. De discussie moet in nauw overleg gebeuren met gezonde mannen, behandelde en opgevolgde patiënten, met huisartsen en specialisten. Niet gebaseerd op oude data, maar in het licht van de huidige kennis, waarbij de kwaliteit van leven van de patiënt centraal wordt gezet.

Dit opiniestuk verscheen op 18 februari 2020 in Artsenkrant.